Vorige maand schreef ik over de oorsprong van de naam van maart. Als je die gelezen hebt, dacht je misschien wel: maar hoe zit het dan met de andere maanden?
Dit jaar bespreek ik elke maand de naam van die maand. Deze keer is april aan de beurt.
Dus heb je je ooit wel eens afgevraagd waarom de vierde maand van het jaar april heet? Of waarom dit eigenlijk helemaal geen Nederlands woord is? Lees dan vooral verder!
Bij de meeste vertalingen die je op mijn Instagram en Facebook ziet, zijn er altijd wel wat woorden die op elkaar lijken. Deze keer is dat anders, bijna het tegenovergestelde. Er zijn nu maar een paar woorden die juist niet op april lijken.
Om te begrijpen waarom dit zo is, moeten we terug in de tijd, terug naar waar april begon.
Waar komt ‘april’ vandaan?
De oorsprong van een woord noemen we de ‘etymologie’. Dus laten we de etymologie van april bespreken.
Er zijn twee mogelijke etymologieën voor april. Een met een Oudgriekse oorsprong en een met een Latijnse oorsprong. In beide gevallen is het Nederlandse woord ‘april’ is een Latijns leenwoord dat we in een oudere variant van onze taal al hadden overgenomen. Het is dus met onze taal meeveranderd.
De eerste mogelijke etymologie begint met het Oudgriekse ἀφρο (Aphrō). Dit is een verkorting van Ἀφροδίτη (Aphrodítē). Aphrodite is de Griekse god van onder andere liefde, schoonheid, seksualiteit en vruchtbaarheid. Dit is waarschijnlijk via het Etrislosche 𐌖𐌓𐌐𐌀 (apru) in het Latijn belandt. Daar kreeg het de vorm aprīlis van aprīlis mēnsis (aprilmaand). De redenatie achter deze etymologie berust op het feit dat voorheen de maand april was gewijd aan de Romeinse godin Venus.Dit is de Romeinse naam voor Aphrodite.
Een alternatieve theorie is dat het woord aprīlis komt van het Latijnse werkwoord aperire, dat ‘openen’ betekent. De redenatie hierachter is dat in de lente bloemen en planten opbloeien.
In het Nederlands hebben we aprīlis overgenomen. In het Middelnederlands (+-1200) werd dit april. En die vorm is verder niet veranderd. Dus is het hetzelfde als de vorm die wij nu kennen, het Nieuwnederlandse april.
Net als de andere huidige maandnamen is april langzaam in gebruik gekomen sinds ongeveer de 7e eeuw. Daarvoor werden in het Nederlands de Middelnederlandse naam grasmeant (grasmaand) en de Oudnederlandse naam ostermanoth (paasmaand) gebruikt. Grasmaand is een verwijzing naar het uitspruiten van het gras in deze maand. Paasmaand is een verwijzing naar de maand waarin Pasen valt.
April was niet de oorspronkelijke vierde maand voor de Romeinen. Toen het jaar nog verdeeld was in tien maanden, begonnen ze bij maart. Door de latere toevoeging van Januari en februari is april naar de vierde positie verschoven.
Hoe zit dit in andere talen?
Woorden met dezelfde oorsprong
Woorden met dezelfde afkomst noemen we cognaten. April heeft er een heleboel, zoals je op de kaart kan zien. Mijn kaart heeft slechts een kleine groep talen, maar hier zien we al goed hoe groot de invloed was van de Latijnse maand op Europese talen.
Op mijn kaart zijn de cognaten:
- IJslands: Apríl
- Noors: april
- Zweeds: april
- Deens: april
- Duits: April
- Engels: April
- Iers: Aibreán
- Wels:Ebrill
- Ests: aprill
- Hongaars: április
- Lets: aprīlis
- Bulgaars: апри́л (apríl)
- Roemeens: aprilie
- Italiaans: aprile
- Frans: avril
- Spaans: abril
- Portugees: abril
Maar ook buiten de talen op de kaart zijn er veel cognaten:
bijvoorbeeld in andere Germaanse talen:
- Limburgs: eprèl
- Luxemburgs: Abrëll
of andere Slavische talen:
- Russisch: апрель (aprél’)
- Macedonisch: април (april)
- Slowaaks: apríl
- Sloveens: april
of talen uit andere taalfamilies:
- Albanees: prill
- Armeens: ապրիլ (abril)
- Grieks: Απρίλιος (Aprílios)
- Georgisch:აპრილი (ap’rili)
- Maltees: April
Dit is allemaal nog erg Europees, maar dat kunnen we niet zeggen van:
- Arabisch: ابريل (‘abril)
- Afrikaans: April
- Hebreeuws: אפריל apryl)
- Farsi: آوریل (awral)
- Somalisch: Abriil
- Tagalog: Abril
Hoewel Afrikaans natuurlijk wel een Germaanse taal blijft.
Woorden met een andere oorsprong:
Op de kaart zien we ook enkele woorden die niet uit het Latijn komen.
Fins: huhtikuu
Dit is een combinatie van huhta (een geleegd veld door hak-en-verbrand-teelt) en kuu (maand). In deze maand worden bomen en planten gehakt en verbrand om een stuk land vrij te maken.
Litouws: balandis
Dit komt van balandis (duif). In deze maand is de duif begonnen moet koeren en nestelen.
Pools: kwiecień & Oekraïens: кві́тень (kvítenʹ)
Dit komt van het Proto-Slavische *květьnь. Dit is ontstaan uit het woord *květъ (bloem), wat afkomstig is van het Proto-Balto-Slavische *kwaitas. Dit komt dan weer van het Proto-Indo-Europese *ḱwoyt-o- (wit, licht), van *ḱweyt- (wit). Het is vernoemd naar het bloeien van de bloemen in deze maand.
April, maand van gras en pasen
We hebben dus gezien dat veel talen niet alleen de kalender, maar ook het Latijnse woord april hebben overgenomen van de Romeinen. April is waarschijnlijk ooit vernoemd naar de Griekse godin van de liefde. Ookal hebben we de Latijnse naam overgenomen, het blijft een maand waarin gras groeit en we vaak Pasen vieren. Andere talen hebben een meer letterlijke naam gehouden, zoals de maand waarin velden leeggemaakt worden of waarin de bloemen bloeien. Of zoals we vroeger in het Nederlands zeiden: de maand van het gras.
Bronnen:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2010). Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/.
Kat IP Pty Ltd (2008). Word Hippo, op https://www.wordhippo.com/.
[…] maand schreef ik over de oorsprong van de naam van april. Als je die gelezen hebt, dacht je misschien wel: maar hoe zit het dan met de andere […]
LikeLike